De Raad van State merkt in zijn advies over het wetsontwerp op dat er inconsistenties in de wetgeving ontstaan door het naast elkaar bestaan van h
et wetsontwerp met, enerzijds, de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden en, anderzijds, de wet van 7 mei 1999 op de gelijke behand
eling van mannen en vrouwen ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden, de toegang tot het arbeidsproces en de promotiekansen,
de toegang tot een zelfstandig ...[+++] beroep en de aanvullende regelingen voor sociale zekerheid.
Dans l'avis qu'il a rendu au sujet du projet de loi, le Conseil d'État fait remarquer que la législation comporte des incohérences dues à la coexistence du projet de loi avec, d'une part, la loi du 30 juillet 1981 tendant à réprimer certains actes inspirés par le racisme ou la xénophobie et, d'autre part, la loi du 7 mai 1999 sur l'égalité de traitement entre hommes et femmes en ce qui concerne les conditions de travail, l'accès à l'emploi et aux possibilités de promotion, l'accès à une profession indépendante et les régimes complémentaires de sécurité sociale.