De vraag is of al dan niet bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11
van de Grondwet de omstandigheid dat de fiscale geldboeten bedoeld in die bepalingen - en zulks in tegenstelling tot de strafrechtelijke geldboeten bedoeld in artikel 73 van hetzelfde Wetboek - verschuldigd zijn ongeacht de schuld of de goede trouw van de belastingplichtige en zonder dat de rechterlijke macht bevoegd wordt geacht o
m te oordelen of er enige schuld of kwade trouw aanwezig is, om de evenredigheid van de opgelegde boete te beoordelen en, in voorkomend geval,
met toepa ...[+++]ssing van verzachtende omstandigheden of rechtvaardigingsgronden, die boete te verminderen of kwijt te schelden.
La question est de savoir s'il est compatible avec les articles 10 et 11 de la Constitution de considérer que les amendes fiscales prévues par les dispositions précitées soient dues - contrairement aux amendes correctionnelles visées à l'article 73 du même Code - sans égard à la faute ou à la bonne foi du redevable et sans que le pouvoir judiciaire soit reconnu compétent pour vérifier l'existence d'une quelconque faute ou mauvaise foi, pour apprécier la proportionnalité de l'amende infligée et accorder, le cas échéant, une réduction ou une remise de cette amende, compte tenu de circonstances atténuantes ou de causes de justification.