Personeelsleden die het mandaat hebben gekregen om een dienstwapen te dragen en te gebruiken, mogen deze wapens enkel gebruiken voor zelfverdediging of om anderen te beschermen tegen een onmiddellijk reëel of redelijkerwijs als reëel beschouwd gevaar voor levens of ernstige verwondingen, of om te vermijden dat een zwaar misdrijf met een ernstig gevaar voor levens plaatsvindt.
Les agents habilités à porter et à utiliser une arme de service peuvent utiliser leur arme uniquement pour se protéger ou protéger d’autres personnes contre un danger de mort ou de blessures graves imminent, qu’il soit réel ou raisonnablement perçu comme tel, ou pour empêcher un crime grave entraînant une menace sérieuse pour la vie.