De wet bepaalt alleen dat het toegevoegd contract, waardoor de reconstitutie van het geleende kapitaal mogelijk wordt, enkel mag bestaan « uit een levensverzekeringscontract, uit een kapitalisatiecontract of uit een andere vorm van sparen ».
La loi prévoit uniquement que le contrat adjoint, qui permet la reconstitution du capital emprunté, ne peut être « qu'un contrat d'assurance vie, un contrat de capitalisation ou une autre constitution d'épargne ».