Deze bepaling heft het beletsel op van de verjaring die volgens de voorwaarden van de oude wet een feit is, met name door het aflopen van een termijn van één kaar die begint te lopen bij de geboorte, of bij het ontdekken ervan (art. 20, § 4). [.] » (Parl. St., Senaat, 2005-2006, nr. 3-1402/5, p. 6).
Cette disposition lève l'obstacle de la prescription acquise aux conditions de la loi ancienne, c'est-à-dire par l'expiration d'un délai d'un an courant depuis la naissance ou de la découverte de celle-ci (art. 20, § 4) [.] » (Doc. parl., Sénat, 2005-2006, n° 3-1402/5, p. 6).