De wetgever heeft de artikelen 10 en 11 van de Grondwet dus geschonden, niet doordat hij geen specifieke categorie heeft ingevoerd voor de samenwonenden die één of meer kinderen huisvesten of die de financiële last ervan op zich nemen, maar in zoverre hij de rechthebbende op het leefloon, teneinde tot de in artikel 14, § 1, 3°, van de wet bedoelde derde categorie te kunnen behoren, ertoe verplicht « uitsluitend » samen te leven met zijn gezin ten laste, zodra er ten minste één ongehuwd minderjarig kind is, zoals gedefinieerd in de wet.
Le législateur a donc violé les articles 10 et 11 de la Constitution, non pas en omettant d'instaurer une catégorie spécifique formée par les cohabitants qui hébergent un ou plusieurs enfants ou qui en assument la charge financière, mais en ce qu'il impose au bénéficiaire du revenu d'intégration de vivre « exclusivement » avec sa famille à charge, dès qu'il y a au moins un enfant mineur non marié, au sens défini par la loi, pour pouvoir relever de la troisième catégorie visée à l'article 14, § 1, 3°, de la loi.