41. merkt op dat de uitgaven van rubriek 5 ten opzichte van de begroting 2015 stijgen met 2,9 % tot 8 908,7 miljoen EUR, en dat deze stijging globaal genomen bestemd is voor de administratieve uitgaven van de instellingen (+2,2 %) en voor de pensioenen en de Europese scholen (+5,4 %); merkt op dat er een marge van 574,3 miljoen EUR onder het maximum wordt gelaten; onderstreept dat het aandeel van rubriek 5 in de EU-begroting stabiel blijft op 5,8 %; herinnert er evenwel aan dat dit cijfer geen rekening houdt met technische bijstand die als operationele uitgaven wordt beschouwd;
41. observe que les dépenses au titre de la rubrique 5 augmentent de 2,9 % par rapport au budget 2015, pour atteindre 8 908,7 millions d'EUR, et que ce montant couvre globalement les dépenses administratives des institutions (augmentation de 2,2 %) et les dépenses pour les pensions et les écoles européennes (augmentation de 5,4 %); constate qu'il subsiste une marge de 574,3 millions d'EUR sous le plafond; souligne que la part de la rubrique 5 dans le budget de l'Union reste stable (5,8 %); rappelle cependant que ce chiffre ne tient pas compte de l'assistance technique, considérée comme relevant des dépenses opérationnelles;