De verzoekende partijen in de zaak nr. 1845 antwoorden dat de bepalingen van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens wel degelijk kunnen worden aangevoerd, « niet enkel vanuit het EVRM-strafrechtelijk oogpunt, maar ook vanuit het EVRM-patrimoniaal standpunt : geen redelijke burger kan nu eenmaal twijfelen aan de (E.V. R.M.)-burgerrechtelijke aard van ' lichte ' en ' zware ' straffen zoals bv (i) inhouding van wedde, (ii) terugzetting in weddeschaal en (iii) afzetting (met volledig verlies van de pensioenrechten, hetgeen zelfs verder kan gaan dan zuiver internrechtelijke penale boeten .
Les parties requérantes dans l'affaire n° 1845 répondent que les dispositions de la Convention européenne des droits de l'homme trouvent bel et bien à s'appliquer, « non seulement du point de vue du droit pénal de la C. E.D.H., mais également du po
int de vue du droit patrimonial contenu dans la C. E.D.H. : aucun citoyen raisonnable ne peut hésiter quant au caractère de droit civil (au regard de la C. E.D.H) des sanctions ` légères ' et des sanctions ` lourdes ', par exemple (i) la retenue de traitement, (ii) la rétrogradation dans l'échelle de traitement et (iii) la révocation (avec perte intégrale des droits à la pension, ce qui peut mê
...[+++]me aller au-delà des amendes pénales de droit purement interne .