Bij de uitwerking van de pensioenregeling tussen 1955 en 1957 kon dan ook niet meteen een pensioen gelijk aan 60 of 70 procent van het loon dat de werknemer tijdens zijn beroepsleven had verdiend, worden toegekend en de wetgever was genoodzaakt voor de periode waarvoor de exacte loonbedragen onbekend waren, een systeem van forfaitaire raming uit te dokteren.
Dès lors, l'octroi d'une pension égale à 60 % ou 75 % des rémunérations acquises durant la vie active ne pouvait être réalisé d'emblée lors de l'élaboration du système des pensions en 1955-1957 et le législateur a dû prévoir un système d'évaluation forfaitaire pour la période où les rémunérations exactes étaient inconnues.