De parlementaire voorbereiding van die bepaling (Parl. St., Kamer, B.Z. 1988, nr. 516/6, pp. 143 tot 145) doet ervan blijken dat de bijzondere wetgever het vervoer van energie door middel van pijpleidingen, in tegenstelling tot de distributie v
an energie, als een exclusieve federale bevoegdheid heeft willen omschrijven : « [Met vervoer] worden bijvoorbeeld geviseerd de hoogspanningslijnen van 150, 220 en 380 kV, de pijpleiding voor vervoer van petroleum en het transportnet van [Distrigas] » (ibid., p. 145). Wat betreft het vervoer van energie, maakt de bijzondere wet geen onderscheid volgens de grootte van de infrast
...[+++]ructuren, zoals dat voor de stockering ervan wel het geval is.
Les travaux préparatoires de cette disposition (Doc. parl., Chambre, S.E. 1988, n° 516/6, pp. 143 à 145), font apparaître que le législateur spécial a voulu que le transport d'énergie par canalisations, contrairement à la distribution d'énergie, relève exclusivement de la compétence fédérale : « Par transport, il faut entendre, par exemple, les lignes à haute tension de 150, 220 et 380 kV, l'oléoduc et le réseau de transport de Distrigaz » (ibid., p. 145).