De artikelen 395 en 396 van de gewone wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur schenden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre zij het de strafrechter op geen enkele wijze mogelijk maken de in die bepalingen bedoelde geldboete te matigen, indien er verzachtende omstandigheden bestaan.
Les articles 395 et 396 de la loi ordinaire du 16 juillet 1993 visant à achever la structure fédérale de l'Etat violent les articles 10 et 11 de la Constitution, lus en combinaison avec l'article 6.1 de la Convention européenne des droits de l'homme, en ce qu'ils ne permettent en aucune façon au juge pénal de modérer, s'il existe des circonstances atténuantes, l'amende prévue par ces dispositions.