Noch de feitelijke onmogelijkheid een andere opvang te vinden voor de minderjarige, noch plaatsgebrek in of de afwezigheid van instellingen met een infrastructuur aangepast aan de omstandigheden eigen aan elke zaak, noch de uitzonderlijke situatie van de jongere, noch veiligheidsoverwegingen, kunnen de opsluiting van kinderen in huizen van arrest wettigen.
Ni l'impossibilité matérielle de trouver un autre lieu où le mineur puisse être accueilli, ni l'absence de place ou l'absence d'institutions ayant une infrastructure adaptée aux circonstances particulières propres à chaque affaire, ni la situation exceptionnelle du jeune, ni des raisons de sécurité ne peuvent justifier l'enfermement d'enfants dans des maisons d'arrêt.