« Indien de overtreding beboet kan worden met een administratieve sanctie als bedoeld in § 2, tweede lid, 1º, 5º, 6º, of met een straf bepaald bij de artikelen 327 tot 330, 398, 448, 461 en 463 van het Strafwetboek, kan de ambtenaar enkel een administratieve geldboete, een plaatsverbod of dienstverlening opleggen wanneer de procureur des Konings binnen de termijn van één maand te kennen heeft gegeven dat dit volgens hem aangewezen is en dat hijzelf geen gevolg aan de feiten zal geven.
« Si l'infraction est passible d'une sanction administrative, visée au § 2, alinéa 2, 1º, 5º, 6º, ou d'une peine prévue par les articles 327 à 330, 398, 448, 461 et 463 du Code pénal, le fonctionnaire ne peut infliger une amende administrative, une interdiction de lieu, ou un travail d'intérêt général qu'au cas où le procureur du Roi a, dans un délai d'un mois, fait savoir qu'il trouve cela opportun et que lui-même ne réservera pas de suite aux faits.