Artikel 26 van de organieke wet van 27 juni 1921 waarbij aan de vereniging zonder winstoogmerk en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend, bepaalt het volgende: «Ingeval de b
ekendmakingen en de formaliteiten, voorgeschreven door de artike
len 3, 9, 10 en 11, werden verzuimd, kan de vereniging zich niet op de rechtspersoonlijkheid beroepen tegenover
derden; deze zijn echter wel gerechtigd ze in te r
...[+++]oepen tegenover de vereniging (..) wanneer drie vijfden van de leden niet de Belgische nationaliteit bezitten dan wel geen in het Rijk gevestigde vreemdelingen zijn, ingeschreven in het bevolkingsregister en verblijf houdende in België».
L'article 26 de la loi organique du 27 juin 1921 accordant la personnalité civile aux associations sans but lucratif et aux établissements d'utilité publique dispose que: «En cas d'omission des publications et formalités prescrites par les articles 3, 9, 10 et 11, l'association ne pourra se prévaloir de la personnalité juridique à l'égard des tiers, lesquels auront néanmoins la faculté d'en faire état contre elle (..) si les trois cinquièmes des associés ne sont pas de nationalité belge ou ne sont pas des étrangers établis dans le Royaume, inscrits au registre de la population et résidant en Belgique».