De hoedanigheid van arbeider of bediende kan in de voormelde aangelegenheden relevant zijn, gelet op de kennis van
de gewoonten en de gebruiken waarover zij als rechter of raadsheer in sociale zaken zouden kunnen beschikken bij het beslechten
van die specifieke geschillen, of zoals het bij de voorbereiding van het Gerechtelijk Wetboek werd beklemtoond : het onderscheid tussen arbeiders en bedienden is vooral van belang voor de geschillen met betrekking tot de uitvoering van arbeidsovereenkomsten in dienstverband (Parl. St., Senaat, 19
...[+++]64-1965, nr. 170, p. 47).
La qualité d'ouvrier ou d'employé peut être pertinente dans les matières précitées, eu égard à la connaissance des us et coutumes dont les ouvriers et employés pourraient disposer comme juge ou conseiller social pour trancher ces contestations spécifiques, ou ainsi qu'il a été souligné lors des travaux préparatoires du Code judiciaire : la distinction entre travailleurs salariés ouvriers et employés importe avant tout pour les litiges qui ont trait à l'exécution des contrats de louage de travail (Doc. parl., Sénat, 1964-1965, n° 170, p. 47).