Op de voorzijde van de identiteitskaart die bedoeld wordt in het eerste lid, wordt in het bovenste gedeelte daarvan, enerzijds het woord « België » en anderzijds de woorden « identiteitskaart », « verblijfskaart voor vreemdeling », of « identiteitskaart voor vreemdeling » aangebracht, naar geiang van het geval de houder van de kaart respectievelijk de hoedanigheid heeft van Belg, onderdaan is van een Staat die lid is van de Europese Unie of van de Europese Economische Ruimte of geen onderdaan is van een lidstaat van deze Unie of deze Ruimte.
Au recto de la carte d'identité visée à l'alinéa 1, sont apposés, dans la partie supérieure de celle-ci, les mots « Belgique », d'une part, et « carte d'identité », « carte de séjour d'étranger » ou « carte d'identité d'étranger », d'autre part, selon que son titulaire a respectivement la qualité de Belge, est ressortissant d'un Etat membre de l'Union européenne ou de l'Espace économique européen ou n'est pas ressortissant d'un Etat membre de cette Union ou de cet Espace.