« het beginsel van de gelijke toegang tot het openbaar ambt is slechts een bijzondere toepassing van de beginselen van gelijkheid en non-discriminatie die bevestigd zijn door de artikelen 10 en 11 van de Grondwet; [.] artikel 9, § 3, tweede zin,
van het APKB [2000] geeft duidelijk uiting aan deze vereisten; [.] elk statuut van de ambtenaren van het openbaar ambt dient te worden georganiseerd zodanig dat het statuut de vereiste waarborgen biedt wat betreft de inachtneming van de grondwettelijke voorschriften; [.] de objectieve en onpartijdige vergelijking van de titels en verdiensten van de kandidaten voor een openbaar ambt is noodzake
...[+++]lijk om de gelijke toegang van de burgers tot het openbaar ambt te verzekeren; [.] in dit verband dient men vast te stellen dat de kandidaten voor de beoogde functies in vier groepen ingedeeld zijn, zonder het voorwerp uit te maken van een rangschikking voor elk van deze groepen, zodat de overheid die gemachtigd is om te benoemen over een onbeperkte vrijheid beschikt om de kandidaat van haar keuze aan te wijzen binnen de groep van de meest geschikte kandidaten" (92).« le principe de l'égale admissibilité aux emplois publics n'est qu'une application particulière des principes d'égalité et de non-discrimination consacrés par les articles 10 et 11 de la Constitution; [.] l'article 9, § 3, deuxième phrase, de l'ARPG [2000] en exprime adéquatement les exigences; [1/4c] tout statut d'agents de la fonction publique doit être organisé en manière telle qu'il offre toutes les garanties requises en ce qui concerne le respect du prescrit constitutionnel; [.] la comparaison objective et impartiale des titres et mérites des candidats à une fonction publique est indispensable pour que soit assurée l'égale admissibilité des citoyens aux emplois publics; [.] à cet égard, il suffit de constater que les candidats aux
...[+++] fonctions visées sont classés en quatre groupes, sans faire l'objet d'un classement au sein de chacun de ces groupes, si bien que l'autorité investie du pouvoir de nommer dispose d'une liberté illimitée de désigner le candidat de son choix au sein du groupe des candidats les plus aptes » (92).