Gelet op het feit dat een werk in onroerende staat, uitgevoerd door een belastingplichtige rechtspersoon, steeds wordt verricht in of ten behoeve van de uitoefening van haar beroepswerkzaamheid, vermit
s een rechtspersoon geen privé-vermogen en bijgevolg evenmin privé-behoeften heeft, is bovenvernoemd artikel 19, § 2,
2o, in het bedoelde geval van toepassing wat a fortiori eveneens het geval is wanneer een arbeider van de vennootschap (in casu de zoon van de zaakvoerder), tegen betaling van een ver
goeding of volledig ...[+++]kosteloos, meewerkt aan de uitvoering van de werken.
Etant donné qu'un travail immobilier effectué par un assujetti, personne morale, est toujours réalisé dans ou pour l'exercice de son activité professionnelle, puisqu'une personne morale n'a pas de patrimoine privé, ni dès lors de besoins privés, l'article 19, § 2, 2o, précité, s'applique en l'espèce et il en est a fortiori ainsi lorsqu'un ouvrier de la société (en l'espèce, le fils du gérant) participe, moyennant rémunération ou à titre strictement bénévole, à la réalisation des travaux.