De lidstaten hoeven de in de eerste alinea bedoelde minimumperiode niet aan te houden voor de tweede of daaropvolgende oproeping tot een algemene vergadering, gedaan ter wille van het bereiken van een bij de eerste oproeping vereist quorum, mits voor de eerste oproeping is voldaan aan het bepaalde in de eerste alinea, er geen nieuw punt op de agenda is gezet en ten minste 10 dagen verstrijken tussen de definitieve oproeping en de dag van de algemene vergadering.
Les États membres ne sont pas tenus d'imposer le délai minimal mentionné au premier alinéa pour l'émission de la deuxième convocation ou de la convocation ultérieure à une assemblée générale tenue en raison de l'absence du quorum requis lors de la première assemblée générale, pour autant qu'il ait été satisfait aux dispositions du premier alinéa pour la première convocation, que l'ordre du jour ne comporte aucun point nouveau et qu'au moins dix jours se soient écoulés entre la convocation finale et la date de l'assemblée générale.