De verzoekende partijen in de zaak nr. 1845 zijn van oordeel dat artikel 25 « niet beantwoordt aan het noodzakelijkheidscriterium », aangezien het Wetboek van Strafvordering en de wet op het politieambt reeds in voldoende gevallen het doorzoeken van voertuigen en voorwerpen toestaan en artikel 25 « enkel aanvullend effect heeft voor de ' zuivere ' tuchtinbreuken, die geen strafinbreuk zouden (kunnen) zijn [ .
Les parties requérantes dans l'affaire n° 1845 estiment que l'article 25 « ne satisfait pas au critère de nécessité », étant donné que le Code d'instruction criminelle et la loi sur la fonction de police autorisent déjà dans suffisamment de cas la fouille de véhicules et d'objets et que l'article 25 « n'a donc un effet complémentaire que pour les ` pures ' transgressions disciplinaires qui ne seraient pas (ne pourraient pas être) une infraction pénale [ .