§ 1. De veroordeelde die het voorwerp is van minstens één veroordeling wegens een misdaad of wanbedrijf zoals bedoeld in artikel 9, § 1, 1°, bij wie tijdens de detentie door de psychiater van de gevangenis een geestesstoornis met een duurzaam karakter wordt vastgesteld die zijn oordeelsvermogen of de controle over zijn daden teniet doet of ernstig aantast of en ten aanzien van wie het gevaar bestaat dat hij ten gevolge van zijn geestesstoornis opnieuw misdrijven zal plegen zoals bedoeld in artikel 9, § 1, 1°, kan op verzoek van de directeur worden geïnterneerd door de bevoegde kamer voor de bescherming van de maatschappij.
§ 1. Le condamné qui fait l'objet d'au moins une condamnation pour un crime ou un délit visé à l'article 9, § 1, 1°, chez qui le psychiatre de la prison constate, au cours de la détention, un trouble mental ayant un caractère durable qui abolit ou altère gravement sa capacité de discernement ou de contrôle de ses actes et qui risque de commettre de nouvelles infractions, telles que visées à l'article 9, § 1, 1°, en raison de son trouble mental, peut être interné, sur demande du directeur, par la chambre de protection sociale compétente.