(9) Overwegende dat het bepalen van de derde landen waarvan de onderdanen bij het overschrijden van de buitengrenzen van de lidstaten in het bezit van een visum dienen te zijn, geleidelijk moet geschieden; dat de lidstaten voortdurend streven naar harmonisatie van hun visumbeleid jegens derde staten die niet voorkomen op de gemeenschappelijke lijst in de bijlage; dat de totstandbrenging van het vrije verkeer van personen overeenkomstig artikel 7 A van het Verdrag hierdoor onverlet blijft; dat de Commissie in de eerste helft van het jaar 2001 een verslag dient op te stellen over de stand van de harmonisatie;
(9) considérant que la détermination des pays tiers dont les ressortissants doivent être munis d'un visa lors du franchissement des frontières extérieures des États membres doit être réalisée progressivement; que les États membres s'attachent en permanence à harmoniser leurs politiques de visa à l'égard des pays tiers ne figurant pas sur ladite liste commune; que la réalisation de la libre circulation des personnes prévue à l'article 7 A du traité ne doit pas être affectée par les présentes dispositions; que, au courant du premier semestre de l'année 2001, la Commission devrait élaborer un rapport sur l'état de l'harmonisation;