Met dit artikel wordt beoogd de gelijkschakeling te herstellen tussen de pecuniaire loopbaan van de referendarissen bij het Arbitragehof en die van de referendarissen bij de Raad van State, zoals zij uitdrukkelijk werd gewild door de wetgever bij de goedkeuring van de wet van 6 januari 1989 betreffende de wedden en pensioenen van de rechters, de referendarissen en de griffiers van het Arbitragehof en zoals zij bestond tussen de inwerkingtreding van die wet en die van de wet van 25 mei 1999.
Cet article vise à rétablir la conformité entre la carrière pécuniaire des référendaires à la Cour d'arbitrage et celle des référendaires au Conseil d'État, comme elle a été expressément voulue par le législateur en approuvant la loi du 6 janvier 1989 relative aux traitements et pensions des juges, des référendaires et des greffiers de la Cour d'arbitrage et comme elle existait entre l'entrée en vigueur de cette loi et celle de la loi du 25 mai 1999.