10. veroordeelt alle vormen van discriminatie en onverdraagzaamheid op de grondslag van godsdienst en geloofsovertuiging ten aanzien van gelovigen, afvalligen en agnosten, en op grond van geslacht, etnische oorsprong, taal , handicap, seksuele geaardheid en geslachtsidentiteit; onderstreept andermaal dat het recht op vrijheid van denken, geweten en godsdienst een fundamenteel mensenrecht is;
10. condamne toutes les formes de discrimination et d'intolérance fondées sur la religion ou les convictions à l'encontre de religieux, d'apostats ou de non-croyants, ainsi qu'en raison du sexe, de l'origine ethnique, de la langue, d'un handicap, de l'orientation sexuelle et de l'identité de genre; souligne une nouvelle fois que le droit à la liberté de pensée, de conscience et de religion est un droit de l'homme fondamental;