Een van de belanghebbenden betoogde dat ook al was de inkrimping van de vraag tussen 2007 en het eind van het OT met 0,5 % verwaarloosbaar, deze de bedrijfstak van de Gemeenschap toch schade heeft toegebracht omdat bij een hypothetische toename van de vraag met 10 % de verkopen met 205 733 ton zouden zijn gestegen als de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn marktaandeel, dat in het OT 29,8 % bedroeg, had behouden.
Une partie intéressée a affirmé que la contraction de la demande entre 2007 et la période d’enquête, même négligeable (0,5 %), a porté préjudice à l’industrie communautaire, soutenant qu’une augmentation hypothétique de 10 % de la demande aurait créé un volume supplémentaire de ventes de 205 733 tonnes, si l’industrie communautaire avait conservé ses 29,8 % de part de marché enregistrés durant la période d’enquête.