Dit belet echter niet dat de lidstaten van de Europese Unie indien zij dit wensen in overeenstemming met het zeerecht kunnen besluiten tot een nauwe samenwerking in de strijd tegen de misdaad op volle zee, en een aantal ernstige strafbare feiten kunnen definiëren (opgenomen in artikel 2, lid 2 van het kaderbesluit van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel) die op volle zee worden gepleegd en waarvoor in gemeenschappelijk overleg de bevoegdheden, waaronder de rechtsmacht, worden vastgesteld.
Or, cela ne s'oppose pas à ce que les États membres de l'Union européenne, conformément au droit de la mer et s'ils le souhaitent ainsi, s'accordent en vue d'instaurer une coopération étroite pour lutter contre la criminalité en haute mer et incriminer tout un ensemble d'infractions graves (visées à l'article 2, paragraphe 2, de la décision-cadre du Conseil du 13 juin 2002 relative au mandat d'arrêt européen et aux procédures de remise entre États membres), commises en haute mer, et instaurent d'un commun accord les règles de compétence et de juridiction pertinentes.