« (..) de bevoegdheden die aan het centrum zijn toegekend [doen] op generlei wijze afbreuk (..) aan de vrijheid van eredienst en de vrije openbare uitoefening ervan en aan de vrijheid om op elk gebied zijn mening te uiten, zoals gewaarborgd door artikel 19 van de Grondwet, noch aan de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst en de vrijheid van meningsuiting gewaarborgd door de artikelen 9 en 10 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en door de artikelen 18 en 19 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, noch aan de vrijheid van onderwijs, gewaarborgd door artikel 24 van de Grondwet.
« (..) les compétences attribuées au centre ne portent en aucune manière atteinte à la liberté des cultes, à celle de leur exercice public, ainsi qu'à la liberté de manifester ses opinions en toute matière, garanties par l'article 19 de la Constitution, ni à la liberté de pensée, de conscience et de religion ou à la liberté d'expression garanties par les articles 9 et 10 de la Convention européenne des droits de l'homme et par les articles 18 et 19 du Pacte international relatif aux droits civils et politiques, ni à la liberté d'enseignement que garantit l'article 24 de la Constitution.