3. Wanneer een producent aan wie overeenkomstig artikel 3 bis, lid 1, laatste alinea, van Verordening (EEG) nr. 857/84 voorlopig een specifieke individuele referentiehoeveelheid is toegewezen, v
óór 1 juli 1993 ten genoegen van de bevoegde autoriteit kan aantonen dat hij de rechtstreekse verkoop en/of de lever
ingen daadwerkelijk heeft hervat en dat zijn rechtstreekse verkoop en/of zi
jn leveringen in de afgelopen twaalf maanden een n
...[+++]iveau van ten minste 80 % van de voorlopige referentiehoeveelheid heeft of hebben bereikt, wordt de specifieke referentiehoeveelheid hem definitief toegewezen.
3. Si le producteur qui a reçu provisoirement une quantité de référence individuelle spécifique en vertu de l'article 3 bis paragraphe 1 dernier alinéa du règlement (CEE) n° 857/84 peut prouver avant le 1er juillet 1993, à la satisfaction de l'autorité compétente, qu'il a effectivement repris les ventes directes et/ou les livraisons et que ses ventes directes et/ou ses livraisons ont atteint, au cours des douze derniers mois, un niveau égal ou supérieur à 80 % de la quantité de référence provisoire, la quantité de référence spécifique lui est attribuée définitivement.