Art. 19. Bij de vaststelling van een tekortkoming aan de verplichtingen voortvloeiende uit deze wet, begaan door een natuurlijke of rechtspersoon zoals bedoeld in de artikelen 3, 4, 7 en 8, kan de Staat, vertegenwoordigd door de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken een vordering instellen bij de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel, ten einde de uitvoering der genoemde verplichtingen te doen bevelen.
Art. 19. Lors de la constatation d'un manquement aux obligations résultant de la présente loi, commis par une personne physique ou morale visée aux articles 3, 4, 7 et 8, l'Etat représenté par le ministre qui a l'Intérieur dans ses attributions, peut saisir le président du tribunal de première instance de Bruxelles d'une demande en vue d'ordonner l'exécution desdites obligations.