Enerzijds
, heeft de wetgever geoordeeld dat de verschoonbaarheid elke doeltreffendheid zou verliezen indien
ze niet uitgebreid werd tot de fiscale schulden, die in vele gevallen de hoofdmoot van het passief vormen; anderzijds, heeft hij geoordeeld dat de invoering van een uitzondering ten voordele van de fiscus een discriminatie in het leven zou roepen onder de schuldeisers (Parl. St., Kamer, 1991-1992, nr. 631/13, pp. 151 en 166-167; Parl. St., Kamer, 1995-1996, nr. 330/9, p. 3; nr. 329/17, p. 153; Parl. St., Senaat, 1996-1997, n
...[+++]r. 1-499/5, p. 2; nr. 498/11, p. 150).
D'une part, le législateur a considéré que l'excusabilité perdait toute efficacité si elle n'était pas étendue aux dettes fiscales, qui forment dans de nombreux cas l'essentiel du passif; d'autre part, il a estimé que l'institution d'une exception au profit du fisc créerait une discrimination entre les créanciers (Doc. parl., Chambre, 1991-1992, n° 631/13, pp. 151 et 166-167; Doc. parl., Chambre, 1995-1996, n° 330/9, p. 3; n° 329/17, p. 153; Doc. parl., Sénat, 1996-1997, n° 1-499/5, p. 2; n° 498/11, p. 150).