Art. 41. De kandidaat voor een CPL(A) dient tijdens een vaardigheidstest blijk te geven van zijn vermogen om als gezagvoerder van een vliegtuig, de gepaste procedures toe te passen en de handelingen uit te voeren die door de Directeur-generaal bepaald zijn met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL, met een graad van bekwaamheid die past bij de voorrechten verleend aan een houder van een CPL(A).
Art. 41. Le candidat à une CPL(A) doit avoir démontré au cours d'une épreuve d'aptitude, sa capacité d'exécuter, en qualité de pilote commandant de bord d'un avion, les procédures et les manoeuvres adéquates déterminées par le directeur général par référence aux dispositions du JAR-FCL, avec un niveau de compétence correspondant aux privilèges accordés au titulaire dune CPL(A).