Art. 3. De werknemer die het ambt of mandaat van burgemeester, schepen, voorzitter of lid van een bureau van een districtsraad of voorzitter van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn opneemt en die afwezig is van het werk voor de uitoefening van zijn mandaat of ambt, op basis van artikel 4bis, § 1, van de wet van 19 juli 1976 tot instelling van een verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat, brengt zijn werkgever op de hoogte van zijn geplande afwezigheidsdagen ten laatste de woensdag van de week die de week van zijn afwezigheid voorafgaat.
Art. 3. Le travailleur qui remplit la fonction ou le mandat de bourgmestre, d'échevin, de président ou de membre d'un bureau de conseil de district ou de président de centre public d'aide sociale et qui s'absente du travail pour l'exercice de son mandat ou de sa fonction en vertu de l'article 4bis, § 1, de la loi du 19 juillet 1976 instituant un congé pour l'exercice d'un mandat politique informe son employeur au plus tard le mercredi de la semaine précédant la semaine de son absence du calendrier de ses absences.