In het verdrag verbinden de Partijen er zich toe om hun overheden wederzijdse bijstand te laten verlenen ter preventie, opsporing en vervolging van de misdrijven, bedoeld in artikel 2 van het Verdrag, voor zover de uitvoering ervan niet onderworpen is aan de bevoegdheid van de gerechtelijke overheden.
Dans l'Accord, les Parties contractantes s'engagent à ce que leurs autorités s'accordent l'assistance aux fins de la prévention et de la recherche des infractions, visées à l'article 2 de l'Accord, pour autant que sa mise en ouvre ne soit pas soumise à la compétence des autorités judiciaires.