Het Hof wordt verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van artikel 357, § 4, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, in die zin geïnterpreteerd dat het een magistraat die is belast met een voltijdse opdracht van voorzitter van de Kansspelcommissie, waar tweetaligheid is vereist, niet toelaat de tweetaligheidspremie te ontvangen
waarin die bepaling voorziet, terwijl hij de kennis bewijst van een andere taal dan die waarin hij de examens van het doctoraat of de licentie in de rechten heeft afgelegd, overeenkomstig artikel 43quinquies van de wet van 15 juni 1935 op het g
ebruik der ...[+++] talen in gerechtszaken.
La Cour est invitée à se prononcer sur la compatibilité, avec les articles 10 et 11 de la Constitution, de l'article 357, § 4, alinéa 3, du Code judiciaire, interprété comme ne permettant pas à un magistrat, chargé d'une mission à temps plein de président de la Commission des jeux de hasard où le bilinguisme est exigé, de percevoir la prime de bilinguisme prévue par cette disposition alors qu'il justifie de la connaissance d'une langue autre que celle dans laquelle il a subi les examens de doctorat ou de licence en droit, conformément à l'article 43quinquies de la loi du 15 juin 1935 concernant l'emploi des langues en matière judiciaire.