Onverminderd de toepassing van artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering mogen de getuigenverklaringen die ingevolge de toepassing van deze wet werden verkregen alleen in aanmerking genomen worden als bewijs van een misdrijf zoals bedoeld in artikel 90ter, §§ 2, 3 en 4, van het Wetboek van strafvordering of van een misdrijf dat gepleegd werd in het kader van een criminele organisatie zoals omschreven in artikel 324bis van het Strafwetboek.
Sans préjudice de l'application de l'article 29 du Code d'instruction criminelle, les témoignages qui ont été obtenus à la suite de l'application de la présente loi ne peuvent être pris en considération que comme preuves d'une infraction visée à l'article 90ter, §§ 2, 3 et 4, du Code d'instruction criminelle ou d'une infraction commise dans le cadre d'une organisation criminelle, visée à l'article 324bis du Code pénal.