(31) Overwegende dat de Lid-Staten bestaande organen die op hun grondgebied bevoegd zijn om
kennis te nemen van gevallen waarin het recht op doorgifte van een programma via de kabel aan het publiek door een omroeporganisatie op onredelijke gronden is geweigerd of op onredelijke voorwaarden is aangeboden, gedurende e
en overgangsperiode moeten kunnen handhaven; dat het recht van de betrokken partijen om door het orgaan gehoord te worden, gewaarborgd moet zijn en dat het bestaan van een dergelijk orgaan geen beletsel mag vormen voor de
...[+++]betrokken partijen om zich op normale wijze tot de rechter te wenden;
(31) considérant que, pendant une période transitoire, les États membres doivent pouvoir maintenir des organismes existants ayant compétence sur leur territoire pour connaître des cas où le droit de retransmission au public par câble d'un programme aura été arbitrairement refusé ou proposé à des conditions abusives par un organisme de radiodiffusion; qu'il est entendu que le droit des parties concernées d'être entendues par cet organisme doit être garanti et que l'existence de cet organisme ne doit pas priver les parties concernées d'un accès normal aux juridictions;