Wat de toetsing aan het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie betreft, zoals gewaarborgd door de artikelen 10, 11 en 191 van de Grondwet, wordt de bestreden bepaling verweten dat ze niet alleen de familieleden van een Belg ongunstiger zou behandelen dan de familieleden van een andere burger van de Unie of van een onderdaan van een derde Staat, maar dat ze daarmee samenhangend in bepaalde gevallen ook de gezinshereniger die Belg is, ongunstiger zou behandelen dan de gezinshereniger die vreemdeling is.
S'agissant du contrôle au regard du principe d'égalité et de non-discrimination, garanti par les articles 10, 11 et 191 de la Constitution, il est reproché à la disposition attaquée non seulement de traiter les membres de la famille d'un Belge de manière moins favorable que les membres de la famille d'un autre citoyen de l'Union ou d'un ressortissant d'un Etat tiers mais, corrélativement, de traiter également le regroupant belge de manière moins favorable que le regroupant étranger dans certains cas.