Art. 12. De landbouwer die een genetisch gemodificeerd gewas teelt, deelt aan de bevoegde instantie elk onverwacht of abnormaal feit dat deze landbouwer heeft waargenomen in verband met de co-existentie op de percelen van genetisch gemodificeerde gewassen of in hun omgeving zo snel mogelijk mee.
Art. 12. L'agriculteur ayant mis en place une culture génétiquement modifiée, communique le plus tôt possible à l'instance compétente tout fait inattendu ou anormal qu'il a observé en rapport avec la coexistence des parcelles de cultures génétiquement modifiées ou dans leur proche environnement.