Zo luidt punt 2.5 van de op 19 juni 1983 door de Europese Raad te Stuttgart goedgekeurde « Plechtige verklaring inzake de Europese Unie » dat « de staatshoofden en regeringsleiders besluiten, met inachtneming van de onderscheiden grondwettelijke bepalingen van hun Staten, per geval te overwegen om, in voorkomend geval, in de internationale verdragen tussen de lidstaten een clausule op te nemen luidens welke aan het Hof van Justitie een passende uitleggingsbevoegdheid wordt verleend ».
Ainsi, la « Déclaration solennelle sur l'Union européenne », adoptée le 19 juin 1983 par le Conseil européen de Stuttgart proclamait, au point 2.5, que « les chefs d'État ou de gouvernements conviennent, compte tenu des dispositions constitutionnelles respectives de leurs États, d'envisager cas par cas d'inclure, le cas échéant, dans les conventions internationales entre les États membres, une clause qui attribue à la Cour de justice une compétence appropriée en matière d'interprétation des textes ».
