Het Hof was van oordeel dat in geval van beroep (bij de Raad van State bijvoorbeeld, tegen de beslissing tot bevel het grondgebied te verlaten of de niet-erkenning van de status van vluchteling), de betrokkenen in menswaardige omstandigheden moesten kunnen leven zolang het beroep aanhangig was, met andere woorden dat ze hulp moesten krijgen van het OCMW.
La Cour a considéré que tant qu'un recours existait (au Conseil d'État par exemple contre la décision d'ordre de quitter le territoire ou la non-reconnaissance de la qualité de réfugié), il fallait permettre aux intéressés de vivre conformément à la dignité humaine c'est-à-dire de recevoir l'aide du CPAS.