3. Indien krachtens de wettelijke regeling van een Lid-Staat bij de vaststelling van het bedrag van de uitkeringen rekening wordt gehouden met het bestaan van andere gezinsleden dan kinderen, moet het bevoegde orgaan van die Staat eveneens rekening houden met de gezinsleden van de betrokkene, die op het grondgebied van een andere Lid-Staat wonen, alsof zij op het grondgebied van de bevoegde Staat woonden.
3. Si, en vertu de la législation d'un État membre, le montant des prestations est établi compte tenu de l'existence de membres de la famille autres que les enfants, l'institution compétente de cet État prend également en considération les membres de la famille de l'intéressé qui résident sur le territoire d'un autre État membre, comme s'ils résidaient sur le territoire de l'État compétent.