Het Hof ging over tot de nietigverklaring van een uitvoeringsbesluit van de Raad betreffende de bewaking van de maritieme buitengrenzen van de EU. Het oordeelde meer bepaald dat bij de vaststelling van regels die grenswachters bevoegdheden tot het nemen van dwangmaatregelen toekennen, politieke keuzes worden gemaakt die tot de verantwoordelijkheden van de wetgever van de Unie behoren, en dat deze regels de persoonlijke vrijheid en de grondrechten dermate zouden kunnen beïnvloeden dat het optreden van de wetgever van de Unie vereist is[15].
Elle a ainsi annulé une décision d’exécution du Conseil sur la surveillance des frontières maritimes extérieures de l’Union au motif que l’adoption des règles attribuant des pouvoirs coercitifs aux gardes-frontières nécessitait des choix politiques relevant des responsabilités propres du législateur de l’Union et que ces règles étaient susceptibles de toucher à des libertés personnelles et à des droits fondamentaux dans une mesure telle que l’intervention du législateur de l’Union était rendue nécessaire[15].