Artikel 33, § § 1, 2 en 6, van het ontwerp, waarin de benoemingsvoorwaarden en het statuut van de aangestelde voor de gegevensbescherming, die wordt benoemd binnen het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie, worden bepaald, kan dan weer grotendeels bogen op een uitdrukkelijke rechtsgrond (artikel 7, tweede lid, van de wet van 22 maart 1999), al betreft het ook aangelegenheden waarvan de regeling kan worden gesteund op de genoemde grondwetsartikelen.
L'article 33, § § 1, 2 et 6, du projet qui fixe les conditions de nomination et le statut du préposé chargé de la protection des données, qui est nommé auprès de l'Institut national de criminalistique et de criminologie, peut à son tour s'appuyer dans une large mesure sur un fondement juridique explicite (article 7, alinéa 2, de la loi du 22 mars 1999), même s'il concerne également des matières qui peuvent être réglées en vertu des articles précités de la Constitution.