Door de verklaring van verschoonbaarheid te doen gepaard gaan met de onmogelijkheid voor de schuldeisers om de gefailleerde te vervolgen, heeft de wetgever aan die laatste een « gunstmaatregel » willen toekennen : zo kreeg hij de mogelijkheid zijn activiteiten op een gezonde basis te hervatten, niet alleen in zijn eigen belang maar ook in dat van zijn schuldeisers of van sommigen onder hen die er belang konden bij hebben dat hun schuldenaar zijn activiteiten op een dergelijke basis hervatte (1).
En attachant à la déclaration d'excusabilité l'impossibilité pour le failli d'être poursuivi par ses créanciers, le législateur entendait octroyer à celui-ci une mesure « de faveur » lui permettant de reprendre ses activités sur une base assainie, et ceci non seulement dans son intérêt, mais aussi dans celui de ses créanciers ou de certains d'entre eux qui pouvaient avoir intérêt à ce que leur débiteur reprenne ses activités sur une telle base (1).