Uit wat voorafgaat blijkt dat de decreetgever bij het aannemen van een gunstregeling voor de gezinsveeteeltbedrijven in redelijkheid kon uitgaan van de opvatting dat dit type bedrijven vanuit milieutechnische overwegingen betere waarborgen biedt en dat de positieve maatregelen ten aanzien van de gezinsveeteeltbedrijven passen in het kader van het milieubeleid, waarvoor de gewesten bevoegd zijn.
Il ressort de ce qui précède que le législateur décrétal, en adoptant un régime de faveur pour les entreprises familiales d'élevage de bétail, pouvait raisonnablement partir du principe que ce type d'entreprises offre de meilleures garanties d'un point de vue environnemental et que les mesures de faveur à leur égard s'inscrivent dans le cadre de la politique d'environnement, pour laquelle les régions sont compétentes.