Overigens had de Raad van State indertijd als volgt de aandacht van de wetgever op dat probleem gevestigd : « De Raad van State vraagt zich af of het onderscheid dat in de ontworpen artikelen 329bis, § 2, vierde lid, en § 3, vijfde lid, 330, § 4, en 332quinquies, gemaakt wordt met betrekking tot het in aanmerking nemen van de belangen van het kind, naargelang het al dan niet de leeftijd van één jaar heeft bereikt, wel verenigbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
Le Conseil d'État avait, d'ailleurs, à l'époque, attiré l'attention du législateur sur cette question en ces termes: « Le Conseil d'État s'interroge sur la compatibilité, au regard des articles 10 et 11 de la Constitution, de la différence que font, par rapport à la prise en compte de l'intérêt de l'enfant, les articles 329bis, § 2, alinéa 4, et § 3, alinéa 5, 330, § 4, et 332quinquies, en projet, selon que l'enfant a atteint ou non l'âge d'un an.