In het verleden hadden dergelijke werkzoekenden alleen bij de toegang tot werk recht op dezelfde behandeling als onderdanen van de ontvangende lidstaat[49]. Het Hof heeft echter geconcludeerd dat de invoering van het burgerschap van de Unie impliceert dat ze ook recht hebben op gelijke behandeling bij de toegang tot financiële voordelen die bedoeld zijn om de toegang tot de arbeidsmarkt in de ontvangende lidstaat te vergemakkelijken[50].
Auparavant, l’idée était que les demandeurs d’emploi visés ci-dessus devaient être traités sur un pied d’égalité avec les ressortissants nationaux uniquement en matière d’accès à l’emploi[49]. Cependant, la Cour a estimé que, compte tenu de l’instauration de la citoyenneté européenne, ils doivent également bénéficier de l’égalité de traitement concernant l’accès aux prestations de nature financière destinées à faciliter l’accès à l’emploi sur le marché du travail de l’État membre d’accueil[50].