G. overwegende dat de Europese Ombudsman (in zijn besluit inzak
e Klacht 995/98/OV) heeft geoordeeld dat de discretionaire bevoegdheden van de Commissie met betrekking tot het inleiden van inbreukprocedures vallen onder de wettelijke beperkingen die zijn vastgelegd in de jurisprudentie van het Hof van Justitie en die bijvoorbeeld inhouden dat administr
atieve autoriteiten consequent en te goeder trouw dienen op te treden, discriminatie moeten vermijden, de beginselen van proportionaliteit, gelijkheid en legitieme verwachting moeten eerb
...[+++]iedigen en de mensenrechten en fundamentele vrijheden moeten respecteren,
G. considérant que le Médiateur européen a considéré (dans sa décision relative à la plainte 995/98/OV) que les compétences discrétionnaires de la Commission en ce qui concerne la conduite de procédures d'infraction sont "soumises à des limites juridiques, comme il est établi par la jurisprudence de la Cour de justice, laquelle requiert, par exemple, que les autorités administratives agissent de manière cohérente et de bonne foi, évitent la discrimination, se conforment aux principes de proportionnalité, d'égalité et d'attentes légitimes et respectent les droits de l'homme et les libertés fondamentales",