Bovendien kan hem, rekening houdend met het in B.6.4 bedoelde risico van misbruik, niet worden verweten dat hij rekening heeft gehouden met de ongunstige fiscale gevolgen die een door een ondergekapitaliseerde vennootschap aangegane intragroepslening noodzakelijkerwijs met zich meebrengt, in plaats van te hebben geprobeerd de gevallen te bepalen waarin die financiële constructie een ander doel zou hebben dan het reduceren van de belastbare grondslag van de lenende vennootschap.
De surcroît, il ne saurait lui être reproché, compte tenu du risque d'abus visé en B.6.4, d'avoir eu égard aux conséquences fiscales défavorables qu'emporte nécessairement un emprunt intra-groupe contracté par une société sous-capitalisée plutôt que d'avoir cherché à déterminer les hypothèses dans lesquelles ce montage financier aurait un objectif autre que la destruction de la base imposable de la société emprunteuse.