Volgens de huidige § 2 wordt deze invrijheidstelling toegekend voor zover de veroordeelde : (1) hetzij één derde van deze straffen heeft ondergaan; (2) hetzij in geval van herhaling twee derde van die straffen heeft ondergaan, zonder dat de duur van de reeds ondergane straffen meer dan veertien jaar bedraagt; (3) hetzij in geval van veroordeling tot levenslange vrijheidsstraf, tien jaar van deze straf heeft ondergaan, of, in geval van herhaling, zestien jaar.
Selon l'actuel § 2, cette mise en liberté est octroyée pour autant que le condamné ait: (1) soit, subi un tiers de ces peines; (2) soit, en cas de récidive, subi les deux tiers de ces peines, sans que la durée des peines déjà subies excède quatorze ans; (3) soit, en cas de condamnation à une peine privative de liberté à perpétuité, subi dix ans de cette peine, ou, en cas de récidive, seize ans.